Fimme, van Sondel via Nijemirdum naar Blaricum.
Het is een grote familie die uit meerdere namen bestaat. Dit komt uit de tijd van Napoleon,1811, je moest toen een achternaam aannemen en Sjouke de overgrootvader van Fimme nam met zijn broer Jacob de naam van der Wal aan. De drie andere broers namen alle een andere naam aan, Nagelhout, Hornstra en Bouwma.
Uiteindelijk is het één familie. Er waren ook nog twee zusjes waarvan er een getrouwd was met een Jongstra en het jongste zusje nam de naam van de Jong aan. Zo wordt er heel wat duidelijk in deze familie, die echt héél groot is.
De hoofd persoon van dit stukje, Fimme Sjoukes van der Wal werd geboren in 1865 te Sondel, als zoon van Sjouke Fimmes van der Wal en Hittje Pieters Thibaudier, hij was boer, te Nije Amerika / Nijemirdum. Het was een boertje zoals zovele, 8 koeien en wat grond. Hij had twee en een halve hectare bij Lemmer en achter huis twee tot drie hectare. Er was een paard, mager en niet altijd in staat om de wagen met hooi te trekken. Het gebeurde eens dat het paard ’s nachts een mooi hooi bultje, die naast het huis was opgeslagen, had opgevreten. Het beest was allang blij dat hij eindelijk wat te eten had! Fimme was er allerminst blij mee. Dit was wel een strop voor Fimme. Als het hooi met paard en wagen verplaatst moest worden en het paard het niet over de hobbels kreeg van de weg dan hielp de jongste dochter Tjepke om de kar over die heuveltjes te duwen. Fimme was getrouwd met Meike Altena, ze hadden zeven kinderen en bij overlijden van Fimme in 1955 had hij 43 kleinkinderen en ruim 23 achterkleinkinderen.
Zijn kinderen moesten lopend door het bos naar school in Balk. Ze gingen ook lopend naar Balk naar de kerk. Hij stamde van een sterk geslacht dat blijkt wel uit zijn leeftijd bij overlijden; 89 jaar! Hij moest hard werken om rond te kunnen komen, met die acht koetjes redde hij het niet. Hij werkte bij als boerenarbeider. In 1910 koopt hij bosgrond te Nijemirdum Om dit te kunnen bekostigen leent hij wat geld En in 1916 koopt Femme Sjoukes samen met 11 andere boeren, nog een stuk grond. Het betrof hier enkele percelen hooi- en weiland te Sondel, Nijega en Ruigahuizem. Voor deze koop leent hij ook weer een deel geld.. Dit lost hij later allemaal af.
Fimme Sjoukes had nog één broer Pieter en vier zusjes waarvan er twee binnen een jaar waren overleden. Dat waren harde tijden. In die tijd heerste er ook vele ziektes. Samen met zijn broer Pieter woonde hij in Nije Amerika op nr.10 en 12 in Gaasterland. In eerste instantie bewoonden zij een woning die bekend staan als ‘plaggehutte’. Later hebben ze een dubbele woning gezet die toentertijd rond de 800,- gulden gekost moet hebben.
Zijn kleinkinderen kwamen graag bij hem op bezoek. In die tijd was er nog geen straat zoals we die nu kennen. Er was gewoon een zandpad, wat bij regen een behoorlijke modderpoel werd. Meike zorgde altijd dat het eten goed gekookt werd want zodra je het huis binnen stapte kwam de heerlijke lucht je al te gemoed. Meike droeg nog de Friese klederdracht, een kantenmutsje met oorijzers en een donkere rok met donker jakje erboven. Fimme hield ook wel van tuinieren want de tuin stond soms vol met dahlia’s wat een prachtige aanblik had. Het paard was ook een geliefd dier. Omdat Fimme en Pieter beide boer waren hadden zij land van Douwe Egberts gehuurd en dit later gekocht. Pieter is op een gegeven moment naar een boerderij op nr.2 op de hoek van de weg gegaan nadat hij dit had gekocht op in 1910. Doordat zijn werkgever bereid was om borg te staan, dit was een herenboer op Hooibergen, kon hij de koop doen.
Aan de rand van het bos aan een doodlopend weggetje stond /staat een huisje waar Fimme en Meike na het ‘boeren’ nog hebben gewoond.
Enkele jaren na het overlijden van zijn vrouw Meike, in 1932 heeft Fimme zijn land verkocht aan de zonen van zijn broer Pieter, “de Pietjongens” of “Piet mannen”, en is hij naar Blaricum verhuisd en woonde in bij zijn dochter, Trijntje, tot zijn dood in 1955. Trijntje was vernoemd naar Fimme zijn oudere zuster. Hij was daar in Blaricum een graag geziene figuur. Met zijn kleppet en sikje had hij een karakteristieke uitstraling die door menig schilder is vast gelegd. De oudste zuster van Fimme, Trijntje, was getrouwd met een Lambertus Altena, die ook aan Nije Amerika woonde. Trijntje en Lambertus woonde daar wat nu het ‘Bremerhof’ heet, met die ‘paarde ogen’ op het huisje. (kleine raampjes). Later zijn ze verhuisd even verder op.
Bertus, een kleinkind van Trijntje, woonde daar en heeft in de loop van de tijd de grond, die eerst van Fimme was en verkocht had aan de Piet jongens, van hen weer terug gekocht. Fimme ging vanuit Blaricum wel eens bij zijn zuster op bezoek. Hij sprak dan wel met Bertus, die er gewoond heeft. Hij zei dan; “als jij eerder heen gaat moet je er wel omdenken dat je me niet verraad”.
Fimme en Meike hadden twee zoons en vijf dochters. Een zoon, Pieter, was boerenknecht en vertrok naar Wartena en later naar Heeg. In de begin jaren dertig trok hij met zijn gezin naar de toen pas drooggelegde Zuiderzee polder de Wieringermeer waar hij als pionier werk verrichte. Fimme de oudste zoon vertrekt al in 1919 naar Diemen om daar zijn geluk te zoeken. De dochters blijven op één na allemaal in Friesland en zijn allemaal gehuwd.
Deze familie is in al meer dan honderd jaar op de zelfde plaats te vinden namenlijk: Gaasterland.
Geschreven door een achterkleinkind van Fimme en Meike.
I.H-G